Een groepsverzekering in de huidige marktomstandigheden?

Een groepsverzekering in de huidige marktomstandigheden?

U bent als werkgever-bedrijfsleider bezorgd om het welzijn van uw werknemer, nu en in de toekomst. U kan dan niet voorbij aan de pensioenvooruitzichten van uw werknemer. Hij mag rekenen op een wettelijk pensioen van gemiddeld 40 à 50% van zijn laatste wedde, mits een voldoende lange loopbaan. Dit is zeker voldoende om te “overleven” maar onvoldoende om de levensstandaard als actieve werknemer te continueren.

Qua (para)fiscaliteit blijft een collectieve aanvullende pensioentoezegging uit de 2e pensioenpijler, doorgaans gekend als “een groepsverzekering”, veruit het meest efficiënte middel om het inkomen na pensioen op te krikken. Gewoon twee percentages om dit kort te illustreren: van een werkgeversinvestering van 100 EUR (patronale sociale lasten inbegrepen) blijft ca. 35% over indien die 100 EUR wordt aangewend als een klassieke loonsverhoging, meer dan 70% – het dubbele – indien aangewend in een groepsverzekering.

Aanvullende pensioenen vormen echter een complexe materie en deze behoort waarschijnlijk niet tot uw basiskennis als bedrijfsleider, zelfs voor sommige makelaars is het verre van hun specialiteit. Een groepsverzekering is eerder een “op-maat-product” dan een standaardproduct, je wordt bij het aangaan van een groepsverzekering met heel wat complexe vragen geconfronteerd. Bedoeling van dit korte artikel is niet deze allemaal te overlopen. Wel om een specifieke groepsverzekering te concipiëren die – naar onze mening – vandaag nog te weinig wordt gebezigd.

We beschrijven eerst de groepsverzekering in enkele, vaak technische, begrippen en lichten daarna toe waarom we als werkgever voor een groepsverzekeringen met dergelijke elementen zouden (durven) kiezen.

Deze groepsverzekering is gebaseerd op

  1. Een financiering met vast percentage van de lonen (vaste bijdrage) van de aan te sluiten werknemers
  2. In het kader van een “cash-balance” toezegging
  3. Verzekerd en beheerd middels een tak 23-groepsverzekering.

Vooral keuzes 2 en 3 zijn vandaag weinig gebruikt in de Belgische aanvullende pensioenen. We lichten hierna de 3 keuzes toe.

  1. Financiering op basis van een vast percentage van het loon

Dit is een trend die in België al 30 jaar zichtbaar is. Tot in de jaren ’80 waren groepsverzekeringen van het type “vaste prestatie” veel gebruikt. Daarbij beloofde de werkgever niet een bepaald niveau van jaarlijkse financiering (“input”) van het aanvullend pensioen, maar wel een bepaald bedrag als pensioen op eindleeftijd (“output”), bijvoorbeeld 2 maal de laatste jaarwedde. Vandaag worden dergelijke groepsverzekeringen niet meer onderschreven. We hoeven de keuze voor een financiering à rato van een percentage van de loonmassa (eventueel verschillende percentages per loonschijf) hier dus niet echter verder te “verdedigen”. Over dit onderwerp is trouwens al genoeg inkt gevloeid.

Waarschijnlijk hebt u ondertussen al gedacht: als ik een groepsverzekering op basis van bijvoorbeeld 2% van de lonen toezeg, dan verhoog ik gewoon mijn loonlast met 2% (in plaats van bijvoorbeeld een klassieke loonsverhoging), simpel toch zo’n groepsverzekering. Helaas, zo eenvoudig heeft de Belgische wetgever het niet geconcipieerd …

  1. Een cash-balance toezegging en geen gebruikelijke “vaste bijdrage”-toezegging

Eens de financiering à rato van X% van de wedde collectief toegezegd, begint immers artikel 24 van de Wet op de Aanvullende Pensioenen te spelen. Heel eenvoudig gesteld legt deze op aan de werkgever om, naast de betaling van de pensioenpremies zelf, ook een rendement van minimaal 1,75% per jaar te waarborgen. Jaren geleden was dit geen punt, de (groeps)verzekeraars garandeerden met de glimlach een contractuele intrest (de zogenaamde tak 21-garantie) minstens gelijk aan het WAP-minimum. Groepsverzekeraars zijn, gedwongen door de regelgeving, voorzichtige beleggers en investeren daarom de pensioenpremies grotendeels in vastrentende effecten. U hebt al begrepen dat verzekeraars vandaag geen contractuele rendementen van 1,75% meer willen garanderen. In het beste geval ontvangen de pensioenrekeningen van de aangesloten werknemers in sommige jaren nog een totaal rendement van 1,75%, of zelfs iets meer, dank zij de winstdeling van de verzekeraar. Deze laatste is echter niet verzekerd, de groepsverzekeraar kan elk jaar eenzijdig beslissen geen winstdeling toe te kennen.

Als werkgever met een groepsverzekering mag u zich de volgende jaren verwachten aan tekorten, in casu

  • een pensioenrecht voor de aangesloten werknemer, gelijk aan de gestorte (netto) pensioenpremies verhoogd met 1,75% per jaar, dat groter is dan
  • de bij de verzekeraar opgebouwde pensioenreserve gelijk aan dezelfde gestorte (netto) pensioenpremies, verhoogd met de effectief door de verzekeraar toegekende rendementen.

 

En ja, het zal aan u als werkgever zijn dit eventueel tekort bij te passen op het ogenblik dat de ex-werknemer zijn pensioenrechten wil ten gelde maken. Echter, indien de marktomstandigheden wijzigen en de verzekeraar daardoor op termijn meer dan 1,75% opbrengst genereert, dan zal het surplus wel aan de rekeningen van de aangesloten werknemers worden toegekend.

 

Om deze asymmetrie op te heffen, adviseren wij als alternatief een zogenaamde cash-balance toezegging: daarin zegt u ook een betaling van een pensioenpremie ter waarde van bijvoorbeeld 2% van het loon toe, maar tegelijk een rendement van – niet toevallig – 1,75%. Niet minder, want dat mag niet van de wetgever, maar ook niet meer, want dat moet niet van de wetgever. Stel dat, dank zij wijzigende marktomstandigheden, de rendementen toegekend door de groepsverzekeraar structureel aantrekken tot boven de 1,75%, dan zal daardoor de kost van uw cash-balancetoezegging dalen onder de 2% van de loonmassa: het surplus aan rendement gaat immers niet meer naar de aangeslotenen maar komt in mindering van de werkgeversfinanciering.

 

  1. Via een groepsverzekering in tak 23

Vandaag zitten we nog lang niet in dit laatste scenario. Op korte en middellange termijn verwachten we eerder dat de totale rendementen (de contractuele tak 21-garantie verhoogd met de jaarlijks eenzijdig besliste winstdeling) van de groepsverzekeraars in het beste geval 1,75% zullen bedragen, vaak minder. Waardoor u als inrichtende werkgever op de hiervoor beschreven tekorten, en dus bijpassingen, afstevent, ondanks het bodemrendement gegarandeerd door de tak 21-garantie (vandaag tussen 0,50% en 1%).

Maar waarom zou u niet gaan voor een tak 23-groepsverzekering? In een tak 23 geeft de verzekeraar u geen enkele waarborg over het rendement, maar biedt hij u een gamma aan van beleggingsfondsen, van defensief naar agressief, waarin de pensioenpremies die u stort zullen belegd worden. Afhankelijk van uw “risk appetite” maakt u uw keuzes meer of minder risicovol, maar steeds in de wetenschap dat het eventueel surplusrendement ten goede zal komen van  uw eigen budgetten en – omgekeerd – dat fondsen die te weinig zullen opleveren de uiteindelijke groepsverzekeringskost boven de initieel voorziene 2% van de loonmassa zullen tillen. Maar deze volatiliteit is ook kenmerkend voor andere beleggingsbeslissingen die niet geheel risicoloos zijn.

Tak 23-groepsverzekeringen waren lang zo goed als onbestaande. Eerst omdat de premies niet fiscaal aftrekbaar waren in hoofde van de werkgever en daarna – toen dit in 2004 wettelijk werd opgelost – omdat de verzekeraars nog intresten hoger dan het WAP-minimum garandeerden. In de huidige financiële marktomstandigheden en in combinatie met een collectieve pensioentoezegging van het type “cash-balance” zien we vandaag zeker groeiopportuniteiten voor tak 23-groepsverzekeringen.

Ferdy Van der Borght
Senior Executive Actuary
Everaert Actuaries

 

Hoe functioneert het actuariaat in praktijk?

  1. Wat zijn de principes van het actuariaat en hoe de rendabiliteit van de diverse producten analyseren?
  2. Hoe evalueert de actuaris de risico’s en hoe berekent hij de premies en provisies?
  3. Wat is de specifieke context van de groepsverzekeringen en pensioenfondsen in België?

 

Laisser un commentaire